Al enkele jaren nu verzamel ik gedragsinzichtelijke artikels met Flipboard, een vrolijke app die het bijeengesprokkelde materiaal netjes bundelt in een digitaal magazine. De meest recente vondsten ervan vind je ook in de marge van deze website, maar het leest een stuk aangenamer en vlotter in Flipboard zelf.
Vroeger had je de app zelf nodig om die magazines te kunnen inkijken, maar sinds enige tijd volstaat een browser. Dit in gedachten en met de bijleeszomer voor de deur – laten we maar op regen rekenen, nietwaar – vond ik het een geschikt moment om mijn leesmap voor iedereen open te stellen.
Kortom, veel leesplezier met het 7E-magazine, en merk je dat ik een bijzonder interessant artikel over het hoofd heb gezien: aarzel dan niet me daar attent op te maken via twitter (@fatatookay) of in de commentaren. Samen wisten ze alles, nietwaar.
Uit: “The Fantastic Flying Books of Morris Lessmore” – W. Joyce & B. Oldenburg (2011)
Mijn tante woonde in een bibliotheek. Eigenlijk was ze er conciërge, maar dat woord betekende nog niets toen ik er vroeger kwam. Ik weet ook helemaal niet of zij veel las, dat heb ik haar nooit gevraagd. Wanneer ik bij haar op bezoek kwam, had ik geen tijd om vragen te stellen. Dan moest ik op expeditie, in de bibliotheek.
Een oude, stoffige bibliotheek was het, met een piepende houten vloer, waarin je zo stil mogelijk rond liep om de personages niet wakker te kraken. Ooit heette het gebouw kasteel, maar die naam had ze geruild voor het plechtige bib.
Ik ben dol op onzin.
Het maakt me niet alleen aan het lachen, het geeft me ook echt een opgelucht gevoel. Het peutert die wanden van ernst en zekerheid open waartussen we overdag kleine rondjes lopen. Een rondje voor ons werk, een rondje voor de omgeving, een rondje voor onszelf, een rondje omdat het nu eenmaal zo hoort. We lopen de hele tijd maar rondjes tussen muren van grote waarheden, verwachtingen, gewoontes en vaste gezegdes die zo troebel zijn geworden dat we de buitenlucht niet eens meer zien. “Hoe gaat het?” “Goed. Druk, he. ’t Werk.” “Ja… Je komt toch ook naar de vernissage?” “Tuurljk!”
Het is belangrijk dat je die vernissage ziet, die nieuwe modezaak, dat sublieme optreden, die onwaarschijnlijke tentoonstelling, dat je dat boek leest, gaat eten in die ene zaak, op reis gaat naar dat verreweggebied of gaat kijken naar die nieuwe film die zoveel prijzen won in Cannes/Berlijn/Hollywood. Je zet je in voor dit of tegen dat. Je doet mee met die beweging waarvoor je minder moet eten, minder mag drinken, net meer gin & tonic moet drinken, moet rennen, springen, vliegen, duiken, vallen en alsjeblieft wel weer moet opstaan. Achteraf kun je – bij het nuttigen van een glas spuitwater/cava/kombucha/appelthee-maar-niet-van-die-zoete/nespresso/oh-nee-zeker-geen-nespresso/nee,dan-toch-maar-thee-want-thee-is-wijs-is-altijd-goed,-ja-thee, T-moet – naar believen uit een van de volgende thema’s: banken, vrije meningsuiting, IS, N-VA, klimaat, de angstcultuur, GMO, de kloof tussen (in te vullen naar wens), burn out, langer werken, vakantie, auto’s, verkeer, fijn stof, cultuur en vele, vele anderen (“natuurlijk van Arcade“).
Dat is belangrijk.
Dat is zin.
Zin van onzin?
Ik vind dat dus ook, he. Dat is zin. Zin die we met zijn allen bouwen, woordje na woordje, komma na komma, de punt uitstellend tot op het eind van de pagina en liefst daar voorbij.
Maar soms, wanneer de avond valt over de pantoffels die ik niet aantrok omdat ik er geen fut meer voor had, en daarbij nog eens zijn knie bezeert, heb ik geen zin in zin. Dan wil ik een schaar, en knip ik me een weg naar buiten. Knip door een bijzin, snap door een nu niet meer zo zelfstandig naamwoord, scratch door een taalregel, een regel, een tussenderegel en snip snap door de hele wereld van papier heen tot ik buiten sta, bedekt met restjes alfabet en flarden tekst. De E’s gooi ik dan weg en ik ga O’s zeven tussen de Ah’s en Hi’s, terwijl de U’s mogen toekijken.
Onzin is ontsnappen. Onzin is vrij zijn. Onzin is de wereld de wereld laten, alles laten zelfs en vooral geen wereld eigenlijk. Nee, onzin is net niet wereld is onwereld, en giechelen om het stoute onzeggen, onspreken en onmoeten. Zonder T graag, want dat moet al teveel.
Gewoon wij. En het ongezegde. En de Jabberwocky uiteraard. In het Afrikaans, want het is woensdag.
Zin in onzin?
Haast je dan als een ei op wielen naar de boekhandel voor Het Perplexicon van Boelens en Komrij, met teksten van Lewis Carroll, Woody Allen, Ionesco, Becket, Charms, W.C. Fields, Jan Hanlo…