Van ‘poep op de stoep’ tot ‘kak in de zak’

Soms denk je dat een probleem van de baan is… en dan blijkt het weer op je trottoir te liggen. Het was me eigenlijk zelf nog niet opgevallen tot ik dat netjes geplastificeerde kaartje in onze straat zag. “Gelieve u hond hier niet zijn behoefte te laten doen!”, stond er, inclusief verbodshondje. De ontwerper had er zijn werk van gemaakt. Het zat hem duidelijk hoog.
“Nounou”, dacht ik eerst gemoedelijk, “zo erg is het hier toch niet?”, maar de graskant knikte met bruine hoopjes.
Het probleem blijkt inderdaad terug. “Maar het is nog niet zo erg als 20 jaar geleden”, zegt een woordvoerster van Keep Britain Tidy in een BBC-reportage. Toen vond je op 10% van de onderzochte plekken hondendrollen. Tegen 2004 zakte het percentage tot 6%, maar nu zou de kaap van 9% al weer bereikt zijn, met de 10% binnen handbereik. Nu ja, schoenzoolbereik. Vlaamse cijfers vind ik niet meteen, maar een google-search toont me dat veel steden recent weer nieuwe campagnes zijn opgestart.

The shit is back

Een twintigtal jaar geleden werd de eerste aanval tegen de verwerkte hondenmaaltijd ingezet in Knokke. Zij waren zowat de eersten die met het ‘hondenpoep’-zakje uitpakten, en al snel volgden andere steden waaronder Brugge. Ik mocht in de jaren ‘90 meewerken aan een campagne waarvoor ik toen de slogan ‘Kak in de zak’ voorstelde, maar het werd toch ‘Gebruik een zakje, of geld in het bakje’. Die pakkans wilden ze er toch bij, hoewel de kracht van de campagne vooral zat in het feit dat voor het eerst niet op het ongewenste, maar op het gewenste gedrag werd gefocust. We zeiden niet wat mensen niet moeten doen, maar wel wat ze wel moeten doen.

Als je voordien kwaad uitviel tegen een hondeneigenaar, counterde die met een welgemikt “ik kan er toch geen kurk in steken?” Maar nu konden we antwoorden: “Nee, maar je kunt het wel oprapen met een zakje.”
En dat werkte. Dat en het inzicht dat dieren ook in steden moeten kunnen hollen en schijten en dus losloopweides en hondentoiletten nodig hadden. Dat merkten ze alvast in Groot-Brittannië en Nederland: waar die weides er zijn en de toiletten onderhouden worden, valt het mee, maar waar dat verwaarloosd wordt… ‘the shit has hit the fan’. Niet de trottoirs deze keer – nee, dat hebben we wel geleerd – maar de parken en sportvelden moeten eraan geloven. In Groot-Brittannië heeft 20% van de recreatieterrein een strontprobleem. Hoe die 69 miljoen kg hondenpoep van de 1,2 miljoen Belgische honden zich over het landschap verdeelt, is me niet duidelijk, maar wellicht is die man in mijn straat niet de enige die zijn neus ophaalt voor het mogelijk ziekteverspreidende hoopje.

Gedrag met een reukje

Je hebt een hond, deze kakt/poept/schijt en jij ruimt het op. Zo moeilijk kan het toch niet zijn? Of toch?
Die eenvoudige leidraad bevat al een aantal aannames:

  • ‘Je aanvaardt dat opruimen als een persoonlijke norm’ of ‘je merkt dat anderen dat als een sociale norm beschouwen’ én ‘je bent gevoelig voor sociale druk’
  • ‘Je bent er ook altijd met je gedachten bij als je vertrekt én wanneer je inkopen doet, zodat je steeds een zakje bij je hebt’.
    ’13 euro voor een setje zakjes schrikt je niet af’
    ‘je ziet niet op tegen het rondlopen met dat vieze zakje’ of … ‘je kunt dat zakje op een aanvaardbare plaats deponeren’ – jawel, sommigen gebruiken wel degelijk een zakje, en keilen dat zakje vervolgens in de struiken… Opgeruimd staat netjes?
    Net daarom zijn er ook andere aanbiedingen op de markt: laat je hond, hond zijn op een losloopweide (een weide waarop je hond vrij kan en mag rondlopen) en/of in een hondentoilet. Hier nemen we ook weer een paar dingetjes aan, natuurlijk:
  • ‘Er zijn losloopweides/hondentoiletten in mijn buurt’ of… ‘Ik weet de losloopweides/hondentoiletten in mijn buurt te vinden’
    ‘De weides en toiletten zijn goed onderhouden en stoten noch mij noch mijn hond af’

Die aannames verraden al stiekeme drempels. Struikel ik over je aanname dan gaat mijn gedrag onderuit en trap jij in de hondendrol. Wil je dat vermijden, dan til of schop je me over de drempel, nietwaar. (Geurloos nootje: wanneer we mensen zouden bevragen, zouden vast nog andere drempels en aannames kunnen opduiken, maar voor deze blogtekst houden we het hier even bij.)

HondenpoepSchoppen…

Schoppen doen we blijkbaar liefst. Als ik even rondsurf, zie ik vooral GAS- en andere boetes opduiken, nu eens voor de daad zelf, dan weer voor het vergeten van het zakje en af en toe worden honden zonder meer verboden. Enforce, zeg maar, de achtste E.

Daar is zeker wat voor te zeggen. Je bevestigt daarmee als maatschappij de sociale norm, en als de pakkans ook nog eens reëel wordt en de boete aanzienlijk dan snap ik de hint wel. In Nederland varieerden de bedragen in 2011 van 25 euro (Koggenland) tot 117 euro (Rotterdam) per drolletje. In Plano, Texas betaal je 227 euro, in Kortrijk kan het theoretisch oplopen tot 250 euro en in Hastin….gs zelfs tot 1350 euro. “Oh shit!”
Zelfs de pakkans wordt in sommige steden steeds hoger. In Hydburn Councel worden bewakingsteams zelfs uitgerust met nachtkijkers om de producent van het nog dampende hoopje op heterdaad te kunnen betrappen. Burgemeester Lippens van Knokke wil zelfs camera’s en DNA-tests inzetten.

Ongewenst gedrag afstraffen hoeft niet altijd op de portemonnee gericht, je kunt de booswichten ook psychisch en sociaal onderuit halen. In Boston (U.K.) hielden ze het nog grappig en zetten ze vlaggetjes op de drollen met het opschrift “Gevlagd! Hier liep een onverantwoorde hondeigenaar.” In de buurt van Madrid raapten vrijwilligers de drollen op om ze vervolgens in een officiële stadsdoos terug te sturen als “Verloren voorwerp”. Naar verluidt daalde de hinder vervolgens met 70%.

Hastings Online - Environment and Planning - Animal Nuisance: DoMijn buur liet al weten dat hij – zodra hij wist wie de dader was – ook de troep zou deponeren voor diens eigen deur, met een briefje erbij. In Zuid-Korea is dat een gangbare werkwijze: de sociale afkeuring vindt daar haar weg online, en betrapte eigenaars worden aan de digitale schandpaal genageld met foto en adres.

Dat kan uiteraard werken. Vingerwijzingen en zelfs affiches met kijkende ogen versterken de sociale norm en kunnen ons zelfs schuldgevoelens geven als we niet betrapt zijn, als je er tenminste gevoelig voor bent of er tenminste ook onderuit kunt. Enforce zonder Enable zorgt eerder voor conflicten dan voor oplossingen…

….of optillen

Ik weet eigenlijk niet of er hondentoiletten of losloopweides zijn in mijn buurt. Ik heb zelf geen hond, en heb er nog nooit naar gezocht. Maar ook zonder zoeken had ik ze al moeten vinden, toch, als er waren? Je kunt nu immers niet verwachten dat iedereen een speurtocht opzet. Maak het mogelijk, zegt de Enable van het 7E-model, en maak het makkelijk.

Als je in de Stad Gent geen hondentoilet in de buurt hebt, zo zegt de website, dan kun je dat aan het Eco-werkhuis melden en dan proberen zij tegemoet te komen. Een stadsinrichting moet nu eenmaal ook rekening houden met die viervoeters, snappen ze daar. Het Eco-werkhuis verspreidt ook folders waarop de hondentoiletten aangeduid zijn en een website met losloopweides, hondenzwemplaatsen en toiletten. Hopelijk vind ik die kaartjes ook waar ik mijn hondenvoer koop, zodat ik mijn wandelroutes drolvriendelijk kan inrichten.

p128_paneelIn Sint-Niklaas vond ik trouwens grasveldjes waar ze ook andere drempels onderuit halen. Geen zakje mee wegens vergeten of te duur? Geen probleem: je vindt zakjes in het activerende bord zelf. Geen zin om met het zakje te zeulen? Er is een vuilnismandje onderin. Wees de opmerkingen en de drempels voor.

Hou het niet bij terechtwijzende affiches, maar bied meteen een oplossing. Een kakkebak is al een reminder op zich, die veel beter werkt dan louter een informerende affiche.
Informeren en warm maken voor de zin van het eenvoudige gedrag draagt uiteraard ook bij (enlighten en enthuse) maar dan vooral in combinatie met een uitgestoken hand (enable). De meeste mensen die met hun hond gaan wandelen, kijken vooral uit naar de positieve beleving ervan. Onze vraag naar een vrolijk kakgedrag moet daarop inpassen, als we willen dat ze zakjes en toiletten gebruiken. Hou de zakautomaten vol, de afvalbakken leeg en de toiletten netjes onderhouden (experience).

Problematiseren helpt dan weer niet, merkten ze in Dorset en Gloucestershire waar ze de drollen met spuitbussen oranje of fel groen spoten. Wildschijters gingen gewoon een eind verderop. Je wordt er ook enkel op een reactie gewezen, niet op een gedrag.

Nee, zeg me wat ik moet doen, toon me hoe, maak het mogelijk en steun me (engage). BBC-presentator Ben Fogle, zelf hondeneigenaar, riep anderen op om net als hemzelf het goede voorbeeld te geven. “De overheid moet optreden, jawel, maar wij moeten het voortouw nemen. Ik raap een extra drol op elke keer als ik die van mijn hond opruim”, zegt ie. Zo toont hij dat hij het belangrijk vindt, zonder meteen terecht te wijzen. In Cambridgeshire werd enkele jaren geleden ook opgeroepen tot een collectieve hondenpoep-opruimdag, maar de gemeente gaf geen toestemming omwille van gezondheidsrisico’s. Het signaal was er wel: wij vinden het belangrijk.

In Taiwan zaten ze niet in met de risico’s. Daar gaf het stadsbestuur van New Taipei City een kraslot voor elke ingeleverde zak hondenpoep (encourage). Dit leverde 14.500 zakjes op, een halvering van de poep op de stoep en één winnares die met een goudstuk ter waarde van 1.750 euro naar huis kon. In Mexico City leveren uitwerpselen dan weer WiFi op: het gewicht ingeleverde hondenpoep wordt omgezet in minuten gratis WiFi voor alle parkbezoekers.

Of de vervuilers niet het gevoel krijgen dat ze dan van het opruimen af zijn, als wij het toch opruimen? “Misschien”, antwoordt Fogle. “Daarom moet de gemeente ook blijven optreden.”

Dit blog verscheen eerder op 7E-model.be

Waarom obesitasbestrijding slaagt waar milieuopvoeding faalt…

“Het nationaal actieplan Viasano is erin geslaagd om het aantal dikke kleuters terug te dringen.” Dat lazen we op 27 maart in De Morgen. En net diezelfde dag schrijft De Standaard: “Milieulessen op school hebben gering effect op gedrag leerlingen.”
Het loont de moeite om beide verhalen te vergelijken. Waarom slaagt de een waar de ander faalt, en wat leert het ons?

Hoe de campagnes en ingrepen precies ineen staken is giswerk, maar de artikels lichten al een tip van de sluier.Het milieu-artikel geeft toe dat de kennis over de natuur dan wel gestegen is, maar het gedrag niet. Meer nog, ook wat bezorgdheid betreft zijn de resultaten niet naar verhoopt. De helft van de middelbare scholieren vindt dat volwassenen zich net teveel zorgen maken, en voelt zich niet betrokken bij het vraagstuk. Informeren en sensibiliseren (enlighten en enthuse) alleen volstaan dus niet.

Hele omgeving

Viasano pakte het obesistas-probleem anders aan. In twee proefsteden opteerden de onderzoekers voor een geïntegreerde aanpak. “Al te vaak bestaat obesitaspreventie louter uit informeren,” legt hoofdonderzoeker en gezondheidspsycholoog Jan Vinck uit in De Morgen, “maar het is verkeerd om te denken: we bestoken de consument met allerlei brochures, en daarna is het zijn verantwoordelijkheid. Wordt hij obees, dan is dat ‘eigen schuld dikke bult’. Met informatie alleen hou je je goede voornemens twee weken vol, niet langer. Waarom? Omdat het de omgeving is die bepaalt hoe je je voedt. Daarom komt het erop aan die hele omgeving te veranderen.”
Engage, kortom, exemplify en experience zijn van kapitaal belang. Je pakt niet het inzicht aan, maar de hele beleving, de hele context, waar je niet alleen je communicatie, maar ook je beleid op afstemt.
“7E werkt!”, jubelden we toen we het artikel zagen.

Sebastiaan Derese van de Jeugdbond voor Natuur en Milieu en professor Van Petegem kijken voor de milieuopvoeding intussen ook verder. Ze willen ook buiten de klas sensibiliseren, denken ook aan speelbossen, grasvelden, moestuinen en vijvers, maar of “praten over klimaatverandering” de beste insteek is, durven wij toch te betwijfelen.

Lees verder over de milieulessen (DS 27/03/15)
Lees verder over de aanpak van obesitas (DM 27/03/15)

Afbeelding istock 

Paperless en de Stickerguerilla

“Papier hier”, roepen onze brievenbussen. Brieven krijgen ze nog nauwelijks, op wat rekeningen na, en dus bedelen ze hongerig om reclamefolders. En goedhartig als ze zijn, geven de reclamebakkers hieraan toe. Een foldertje op maandag, een krantje op dinsdag, een serie briefjes op woensdag, zodat onze bussen voor de week om is met wel 33 happen papier zijn gevoed.

Deze USS Enterprise heeft een maximale capaciteit van 94.000 ton. Daar moet ons Vlaams reclamepapier dus netjes in kunnen.
Deze USS Enterprise heeft een maximale capaciteit van 94.000 ton. Daar moet ons Vlaams reclamepapier dus netjes in kunnen.

Ik heb het net nog even nageteld: 33 ongeadresseerde reclamefolders per week. Als ik ervanuit ga dat deze week een gemiddelde week was, krijg ik dus 34 kilo papier per jaar in mijn bus. Nu ja, in de bus van onze buurvrouw die al een tijdje bij haar vriend in woont. Wij hebben zo’n “geen drukwerk”-sticker, waaraan de bussers zich meestal wel houden, maar mijn buurvrouw heeft die niet, zodat ik daar de papierstorm met wetenschappelijke precisie kan volgen. 34 kilogram. 170 kilogram voor ons appartementsgebouwtje alleen al. Heel Melle, met zijn 4.445 huishoudens – waarvan ik vermoed dat ook één op zes zo’n sticker heeft – slikt dus 126.000 kg papier. De bussen van Vlaanderen krijgen 73 miljoen kilogram papier door hun strot. Dat is zowat het maximale laadvermogen van de grootste vliegdekschepen… Een bos in je bus, zeg maar.

Waar stokt de sticker?

Milieubewust als je bent, heb jij, lieve lezer, uiteraard ook zo’n “geen reclame”-sticker aan je brievenbus hangen, en je vraagt je wellicht ook af waarom niet iedereen die heeft. Als ik kijk hoe vaak die folders op de vloer van onze inkomhal belanden, kan ik echt niet geloven dat iedereen er bewust voor kiest om die te ontvangen, of dat er gejubeld wordt bij het zien van al dat moois in de brievenbus. “Joepie! Een folder voor brillen! Hoera, het jeanskrantje! Eindelijk, de leaflet voor massage in mijn eigen straat!” Nee, toch?
Waarom kleven ze die sticker dan niet? Antwoord: nét omdat ze er niet bewust voor kiezen. In Melle kun je die sticker gratis afhalen op het gemeentehuis, maar dat veronderstelt dat je er bewust bij stilstaat, dat je bewust een moment uitkiest om naar het gemeentehuis te gaan – halfdaags open tijdens de kantooruren – en er bewust zo’n sticker vraagt. Dat vergt dus een aantal bewuste keuzemomenten… en die komen er niet vanzelf. We veranderen onze status quo niet zomaar…
Maar wat als we het makkelijker zouden maken…

Experiment ‘Stickerguerilla’

In Duitsland besloot het studenteninitiatief “Nudge it!” een eenvoudig experimentje op te zetten: bij 900 huishoudens (zonder sticker) organiseerden ze een guerilla-experiment. In de helft van de brievenbussen gooiden ze zo’n “geen reclame”-sticker, en op de andere helft kleefde ze die sticker al half vast, telkens met de boodschap: “kleef de sticker – spaar papier – bescherm het milieu”. Wou je hem niet, dan moest je hem er actief afrukken, wou je hem wel, dan wreef je de andere helft vast. Een stevige ‘nudge’, heet zoiets tegenwoordig, hoewel wij 7E-ers het minzaam bij ‘Enable’ houden.

Resultaten
‘Active’ betrof de gebuste stickers, ‘forced’ de half-gekleefde.

Drie weken later gingen ze weer langs de bussen om het resultaat af te lezen, en jawel, hoor: bij de gebuste stickers hing zowat 16% van de stickers op, bij de gekleefde bijna 22%! Zo’n stevig duwtje heeft dus inderdaad effect.
Stel je eens voor dat we dat op Vlaams niveau zouden doen! Dat dit een default insteek zou zijn van onze Vlaamse milieubewuste gemeentes, of van onze Vlaamse minister van Omgeving en Natuur! Dan zou je het reclamepapier dus met 20% kunnen terugdringen: 14 miljoen kg papier. Paperless brievenbussen… dankzij een stickertje.

Misschien moet ik helemaal niet wachten op de minister. Ik moet gewoon zelf naar het gemeentehuis en alvast in ons appartementsgebouw beginnen plakken. Maar hoe doe ik dat dan bij mijn buurvrouw? Er toch zelf op kleven nu ze er niet is? Of zoek ik even uit waar haar vriend woont?

Meer info: Georg Liebig, Jens Rommel, Active and Forced Choice for Overcoming Status Quo Bias: A Field Experiment on the Adoption of “No junk mail” Stickers in Berlin, Germany, Journal of Consumer Policy, Volume 37, Issue 3 , pp 423-435

De beleving van rood

(deze tekst verscheen ook op 7E-model.be) Geef toe, je doet het ook wel eens. Je fietst ’s avonds laat terug naar huis en botst op dat ellendige rode licht. Noch links, noch rechts is in de verste verte een auto te bespeuren en dus rij je, misschien lichtjes schuldbewust, door. Door het rood. Misschien deed je het niet één keer, maar meerdere keren en steeds vaker, terwijl het schuldgevoel steeds lichter ging wegen. Wie weet, misschien doe je het nu ook al overdag, wanneer de aanstormende auto’s nog veilig ver weg lijken…

De Roodrijdersuitdaging

Een Nederlands onderzoek van de Technische Universiteit Delft gaf aan dat een kwart van de fietsers door het rood zouden rijden. Op drukke kruispunten ligt het aandeel een stuk lager, maar op rustige kruispunten kan het zelfs oplopen tot 50 procent.  ’s Nachts zouden in studentensteden sommige lichten zelfs door elke fietser genegeerd worden… “Hmm”, vroeg ik me gisterenavond dan ook af, terwijl ik zelf ook op zo’n ellendig licht stootte, “wat zou het 7E-model kunnen doen?” De E’tjes knalden meteen door mijn kop, vechtend om voorrang. “Inspelen op sociale normering”, riep Engage met zijn groupies. “En bewustwording”, afficheerde Enlighten. “Pakkans!”, flitste Enforce. “Tijdige reminders op de point of choice”, nudgde Enable. “Verstandige lichten”, knipoogde Exemplify. “Maak het zinvol”, zuchtte Experience. “Kan dat?”, vroeg Enthuse en Encourage borg zijn beloningssysteem weer op. De E’tjes zwegen. Experience had het spel weer verbrod. Het is lastig motiveren als het gedrag niet zinvol lijkt.

Moeder, waarom stoppen we?

Niet dat rode lichten niet zinvol zijn. Ze zijn bijzonder handig op drukke kruispunten. Alleen… ik telde het vandaag nog even na, op de negen verkeerslichten die ik langs fietste, bleek er maar ééntje druk. De andere acht keer stond ik in de regen te wachten op fantoomwagens. De zin van het wachten spoelde van me af. Hoe vaak beleef je de zin van het stoppen bij een verkeerslicht, en hoe vaak beleef je de zin van het negeren van een verkeerslicht? Elke keer als je ’s nachts een rood licht negeert, groeit het gevoel dat je slimmer bent dan het licht, dat je zelf wel kunt bepalen wanneer je kunt oversteken.  Als ik stil sta, ervaar ik niks, behalve verveling. Ik kan zelfs niet even naar de boodschappen op mijn smartphone kijken, want ik moet het licht in de gaten houden. Het zou wel eens groen kunnen kleuren terwijl ik niet oplet. De reden waarom ik wel stop, is omdat enforce en engage allebei hun werk al doen. Misschien loopt er toevallig een agent om de hoek. Of misschien kijkt er een kleine door het raam die me het foute voorbeeld ziet geven en die morgen zelf door het rood gaat rijden, terwijl die helemaal niet kan inschatten of die ene auto nog ver genoeg is… Onderzoek wijst uit dat we met zijn allen minder door het rood fietsen als er kinderen in de buurt zijn. Zo pedagogisch zijn we wel. En als andere mensen netjes wachten tot het groen wordt, wachten we doorgaans braafjes mee. Zo sociaal zijn we ook. Tot die doorrijden. Dan kijken we niet eens of het wel echt groen is. Misschien is ‘volgzaam’ beter op zijn plaats dan ‘sociaal’. We rijden onbewust door. Als je mensen vraagt waarom ze door het rood rijden, dan vermelden ze dat niet als optie, trouwens. 45% zegt dat ze “door het rood rijden wanneer ze het nut er niet van inzien”. 32% doet het enkel “als ze haast hebben”, en de rest als ze gewoon “geen zin hebben”. Kortom, zolang de motivatie er is, stoppen we wel:  zowel bij interne motivatie (bij drukke kruispunten), sociale motivatie (bij andere, wachtende mensen of kinderen), en bij negatieve externe motivatie (bij kans op agent). Zodra de motivatie er niet is, omdat het helemaal niet druk is, er geen anderen zijn, de pakkans nihil is, hebben er weinig problemen mee om door het rood te rijden. Waarom zou je ook blijven staan?  Het rode licht voelt immers enkel zinvol aan bij druk verkeer, en we schatten soms ten onrechte in dat we rood veilig kunnen negeren net omdat we veel te vaak ervaren dat we het daadwerkelijk veilig kunnen negeren. Automatische verkeerslichten bekrachtigen het gevoel van onzin van rood.

Slimme lichten én slimme fietsers?

Misschien moeten we dat echt maar eens overwegen: dat we verkeerslichten enkel inzetten wanneer er verkeer aan komt. Dan leren we tenminste niet meer aan dat verkeerslichten grotendeels onzinnig zijn, maar worden ze weer relevant. Dat moet toch kunnen? Mijn telefoon weet hoeveel verkeer er op de weg is, dan moet een verkeerslicht dat anno 2015 toch ook kunnen? En dan heb ik het niet over verkeerslichten die default één richting bevoordeligen waar je toch weer vijf minuten moet staan eer een lus je opmerkt, maar echt met slimme lichten, die knipperen als er geen verkeer is en pas gaan regelen wanneer dat echt nodig is… Dat moet toch kunnen? En ja, intussen kunnen we ook extra bordjes hangen om ons overdreven zelfvertrouwen weer even op zijn plaats te zetten. Een extra bordje met een smiley en “wacht op groen”, kan het roodfietsen tot 16% terugdringen, leerden we uit een test van het Nederlandse gedragsbureau Tabula Rasa. En het Deense INudgeYou-team ontdekte dat we langer blijven staan als we ook nog eens feedback krijgen over de duur van het rode licht, of wanneer je een spelletje voorgeschoteld krijgt tijdens het wachten. “Combineren die handel! Dat zou het roodrijden echt gigantisch vooruit helpen!”, riep ik gisterenavond hardop bij dat rode licht. Er antwoordde geen agent, geen andere fietser, geen kind achter het raam. En toen reed ik maar door.