Zeg niet ‘niet’. Euh, zeg wel ‘wel’, bedoel ik.

shutterstock_48935839Ken je ze, die borden die je vertellen wat je allemaal niet mag doen op het strand, aan de Graslei, in het park? Verboden te fietsen, skateboarden, skaten, rennen, vliegeren, op het gras te lopen, radio’s te spelen… Echt welkom voel je je dan niet, ook al was je geen van al die dingen van plan. “Ik mag hier niks”, mopper je dan misschien terwijl een donderwolkje over je zonnige uitstap glijdt. Meer nog, misschien moet je je nu echt wel inhouden om toch niet lekker balorig over het gras te gaan rennen. “Ik doe wat ik wil!”

Miami Beach zegt ‘ja’

lead_largeMiami Beach-commissaris Michael Grieco kreeg alvast ook de kriebels toen hij zo’n bord voor zijn neus kreeg. Het spoort alvast niet aan om gezellig te wandelen, begreep hij. “Er is toch een groot verschil”, zegt hij, “tussen het verbieden van al die dingen en zeggen dat het een voetgangersvriendelijke zone is?” Het autoritaire karakter van zo’n bord strookt ook helemaal niet met het paradijselijke imago dat Miami Beach wil uitstralen. Het ondergraaft de geloofwaardigheid van de ‘vriendelijke’ zender, zeker als je met de verbodsborden om de oren wordt geslagen om elke hoek, bij elk park, bij de scholen, op parkings…

Nee, als het aan Grieco ligt, komen er enkel nog positieve borden.
“We moeten hier meer over nadenken”, zegt hij. “Vertel de mensen wat ze wel kunnen doen, eerder dan wat ze niet mogen doen. Zeg wanneer het park open is, en niet wanneer het gesloten is. We zeggen niet ‘verboden te roken’, maar proberen het te verweven in ideeën van fitheid, netheid en schoonheid. We willen over schone lucht praten.”

Van park tot strijdtoneel

Verbodsborden hebben ongetwijfeld dit effect: ze trekken de aandacht naar het ongewenste gedrag. Je gaat onwillekeurig daaraan denken. Je kunt niet ‘niet aan een roze olifant’ denken. Je kunt er wel omheen denken, maar het beest staat wel in het midden van je bovenkamer. Verstokte rokers weten het beter dan wie ook. Als ze in een kamer een ‘verboden te roken’-bordje zien hangen, krijgen ze net trek. Het beeld van de sigaret doet hen ernaar smachten. Het bestendigt net je gedrag. Als je niet rookt, heb je dat niet, dan word je wellicht net boos als je iemand toch ziet roken.

Een ‘niet ‘ heeft dus een polariserend effect. Voor de een werkt het, voor de ander werkt het tegen. Zij die het ongewenste gedrag wel willen of op zijn minst wel leuk vinden, voelen zich afgewezen en zijn opeens in een conflictsituatie belandt die alle aandacht kreeg; zij die het ongewenste gedrag zelf al ongewenst vonden, zijn aan de andere kant van het conflict gezet en gaan meer op de overtreders letten. Onbehagelijk, dus.
Een ’nee’ jaagt ons zo de kast op. Het zou stresshormonen activeren waardoor we niet langer rustig, helder en rationeel kunnen denken. Stress lokt immers een vlucht-of-vecht-reactie uit. Als het verbodsbord me irriteert, weiger ik het park in te gaan, loop ik te foeteren of word ik zelfs baldadig. Negatieve berichten zijn dan ook prima geschikt om mensen op te hitsen, risico’s te nemen en aan te zetten tot conflict. Tegelijk schrikt het ook af en maakt het me ongemakkelijk en angstig. En dat leidt net allesbehalve tot gedragsaanpassing. Het park waar je zou willen wandelen, wordt een strijdtoneel voor of tegen de skateboard. “De omstreden publieke ruimte is een opgefokte ruimte, waarvan de vanzelfsprekende gemeenschappelijkheid”.

Ziedaar, het ongewenste gedrag.

Door de spotlichten te richten op ongewenst gedrag maak je het soms ook nog groter en ondergraaf je de gewenste norm. Door er steeds op te wijzen dat je niet meer mag rijden dan 90 km/h op de autosnelweg, wordt 90 de norm waar we naar streven. 90 is dan niet langer het maximum, maar bijna het minimum of het nu regent, sneeuwt, mistig of donker is. Als ik 85 rij, krijg ik van mijn passagiers wel eens te horen: “He, je mag hier wel 90, he.” En zodra het bord er niet staat, gaan we opgelaten door die fictieve barrière heen.

Overigens biedt een verbod ook geen oplossing. Het zegt ‘wat niet’, maar wat moet ik dan wel doen? Toen ze in Oud-Vossemeer probeerden om de vrachtwagens uit de stad te weren met een verbodsbord bij een van de wegen, bleek de overlast nauwelijks te verbeteren. De chauffeurs wisten niet waarheen dan wel, en reden maar wat rond. Je zegt beter waar ze wel moeten rijden, dan waar ze niet moeten rijden.

dino-graffiti-please-19585-1285338783-23 Gronings onderzoek toonde aan dat je verbodsborden overigens wel werken, op voorwaarde dat de omgeving op die normen en regels is afgestemd. Een bordje ‘graffiti verboden’ werkt op een propere muur, maar op een muur waar graffiti is gespoten, lokt ze nog meer normoverschrijdend gedrag uit. Mensen gaan er ook vlotter papiertjes op de grond gooien.

Wat dan wel?

Als je gedrag wil bijsturen, benoem dat gedrag dan positief en helder, zeggen we bij het 7E-model. Heel wat studies geven aan dat bevestigende, grappige boodschappen effectiever gedrag bijsturen dan negatieve, zeker waar het om gezondheid gaat. Een negatief bericht over de gevaren van rood vlees of hamburgers werkt wel bevestigend voor vegetariërs en mensen die al overtuigd zijn dat ze gezond eten, maar positieve boodschappen die zich houden bij wat je wel best eet en waarom – zoals ‘verse groenten geeft je een positief lichaamsbeeld en meer energie’ – werkt beter voor een breed publiek dat minder met gezonde voeding bezig is.

positive-negative-messaging-wansink-pope-2015_0
Positief taalgebruik zou ons helpen om te focussen op oplossingen. Je wordt of blijft kalm, krijgt een gevoel van hoop en kunt ook zelf positiever reageren. Het lukt je dan beter om problemen op te lossen.

Het betekent niet dat je het niet over problemen mag hebben, maar wel dat je oplossingen of het zoeken ernaar nog meer in het licht moet zetten dan de problemen. Geef me zin om het andere te doen, het gewenste gedrag te stellen. Toon me dat anderen het ook doen. Hef de contradicties op. En maak het gemakkelijk. Wees 7E, kortom.

Een beetje melig? Misschien wel, maar in Miami Beach willen de commissaris en zijn staff het alvast wel testen. Ze zullen wieden in de overdaad aan verbodsborden en zoeken naar zonnigere opschriften. “Je kunt er toch niet tegen zijn?”, zegt Grieco. “Het zijn die kleine dingen die onze stad kneden tot een positieve plaats.”

Auteur: Fran Bambust

Factotum: imagineer, stratege, concept & content developer, auteur van het 7E-model en jeugdboeken als Plafondmeisje.