Halverwege februari 2015. Voor de derde keer in mijn leven start ik fulltime in een eigen bedrijfje.
1995 • Knooppunt
In 1995 gooide ik me met Knooppunt volop op het ontwikkelen van content. Ik schreef boekjes, scenario’s, televisieprogramma’s, radio- en krantencolumns, liedjes en concepten voor computergames. Ik wou mensen meeslepen met verhalen, emotie en vakkundig gestructureerde exposés. ‘Hoe doe je dat, mensen zo hypnotiseren dat je ze echt door de ogen van anderen kunt laten kijken?’, vroeg ik me af. ‘Hoe werkt empathie? Hoe werkt ons associatief, affectief systeem? Kan ik je laten lachen en dan weer laten huilen? Wat heb ik daar dan voor nodig?’ Structuur is al net zo belangrijk als woordkeuze als tempo en kleine uiterlijkheden, bleek al snel, en op het meest manipulatieve moment van mijn Knooppunt-carrière slaagde ik er dan soms ook in om mensen hun gevoelens te laten uitstorten voor het oog van de camera. “Cue the tears”, zei ik waarop de camera inzoomde en de tranen welden. Technisch was ik er wel trots op, maar ethisch worstelde ik elke dag meer. Er moest meer zijn…
Mijn tekstbureau was eigenlijk een succesverhaal, maar datzelfde succes en de ethische twijfels zorgden ervoor dat ik het knooppunt ontwarde in 2001. Ik was zo vaak onderweg of in televisiestudio’s dat mijn gezinsleven er erg onder ging lijden. Ik zag mijn vrouw en kinderen enkel nog wanneer ze sliepen, en na enkele mislukte pogingen om het evenwicht tussen werk en gezin te herstellen, besloot ik maar drastisch in te grijpen en uit mijn eigen bureau te stappen. Dat zich op diezelfde dag ook twee vliegtuigen in enkele flatgebouwen boorden, is louter toevallig.
2005 • tinker belgium
Mijn tweede poging kwam er in samenwerking met het Nederlandse Tinker Imagineers. Content en beleving waren weerom de pijlers, maar deze keer zou ik ze inzetten voor culturele en af en toe ook sociale thema’s. Ik mocht tentoonstellingen uittekenen over lexicografie en over de wetenschappelijke methode, spellen en verhalen verzinnen die de Limes weer zichtbaar zouden maken, museale elementen bedenken en regisseren over Vermeer en tinkeren met draagvlak-vraagstukken. Mijn inzichten in wat hoe belevingen ons aantrekken en vormen, groeiden en verfijnden tegelijk. Die mix van lichamelijkheid, verwondering, emotie, zelfbeeld en sociale deelbaarheid werd dag na dag helderder, terwijl ik de bevindingen van Kahneman, Tversky en anderen probeerde om te zetten naar concrete toepassingen.
Het begon allemaal goed en ik haalde bijzonder veel voldoening uit de opdrachten, maar weerom lichtte het succes me voetje. Ik wou niet in dezelfde val trappen als de vorige keer, en wierf personeel aan… Maar daarvoor bleek ik helemaal niet in de wieg gelegd, heet het dan eufemistisch. Drie jaar later al was mijn Tinkerbel gaan vliegen…
2015 • ovum perplexicorum
Nog eens tien jaar later mikken we op scheepsrecht. Content blijft een hoeksteen, de zin in maatschappelijke relevantie een andere en intussen komt er nu ook een stevige strategische pijler bij. Van experience economy ben ik doorgeschoten naar transformation economy. Het imagineeren was na Tinker uitgemond in social marketing waar ik mijn ervaring over beleven, inspireren, motiveren en appelleren ten dienste kon stellen van allerlei overheidsvraagstukken. Verder bouwend op de inzichten van gedragseconomen enerzijds en imagineers anderzijds heb ik in 2009 het 7E-model uitgetekend, dat gaandeweg steeds populairder is geworden.
Dat had ik overigens niet verwacht. Ik had het model voor mezelf ontworpen als houvast, en had eigenlijk gevraagd aan anderen om het bij te schuren en aan te passen. Dat heb ik intussen zelf ook gedaan, waardoor ik nu met 12 E’s en 7 submodellen bezig ben. Daarover wil ik de volgende weken ook wel blijven bloggen, terwijl ik ermee aan de slag ga bij overheden en diverse instellingen.
Ovum watte?
‘Ovum Perplexicorum‘ is trouwens potjeslatijn voor ‘Het Ei van Verwondering’. Dat zou netjes ‘ovum rerum perplexorum‘ moeten zijn, maar ‘perplexus‘ heeft een te negatieve connotatie, terwijl Komrij een aantal jaren geleden het heerlijke ‘perplexicon‘ boven de doopvont hield: een bloemlezing nonsensliteratuur. En gezien ik nonsens bijzonder belangrijk vind – het ondergraaft ons misplaatst vertrouwen in de waarheid van de voorgestelde wereld – kon ik die naam niet laten liggen. Ergo: perplexicorum.
De volgende jaren hoop ik mijn ei helemaal uit te broeden, al weet ik nog niet of er een kip, een uil, een struisvogel of een krokodil uit zal kruipen.
En nee, in 2025 begin ik niet nog eens…